Organisatie

De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed is gevestigd in Den Haag en valt onder de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Toezichtsvelden

De Inspectie ziet toe op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van:

Zij rapporteert aan de bewindspersoon over de bevindingen vanuit het toezicht. Een overzicht van de taken en verantwoordelijkheden van de Inspectie is te vinden in Hoofdstuk 9 (9.1) van de Bijlage bij het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008. Dit besluit is bij besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 mei 2019 geactualiseerd, mede vanwege de wijziging van de naam van de Erfgoedinspectie in Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed in 2019. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed voert haar toezichtstaken uit overeenkomstig de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties door de minister president.  

Dit gedeelte is bijgewerkt op 20 februari 2024.

Directieteam

Het directieteam bestaat uit:

Dit gedeelte is bijgewerkt op  1 juni 2024.

Persvragen

Persvragen kunt u bij voorkeur kenbaar maken via het contactformulier op deze website. We nemen dan zo snel mogelijk contact met u op.

Inspecteurs

De inspecteurs voor de verschillende toezichtsvelden zijn aangewezen op grond van:

ArchiefwetBesluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 juli 2017, nr. EGI/1223547, tot aanwijzing van ambtenaren van de Erfgoedinspectie tot toezichthoudende ambtenaren Archiefwet 1995 en Archiefwet BES;

Erfgoedwet: Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van1 juli 2016, nr. EGI/998544, tot aanwijzing van ambtenaren van de Erfgoedinspectie als inspecteurs Erfgoedwet
Sanctiewet/regelingen: Regeling toezichthoudende ambtenaren Sanctiewet 1977;

Omgevingswet: Besluit aanwijzing toezichthouders Omgevingswet 21 december 2023.

Dit gedeelte is bijgewerkt op 17 januari 2024.

Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa)

De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed beschikt over enkele inspecteurs die zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Zij zijn op grond van Wet op de economische delicten (artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2 ) en de Erfgoedwet (artikel 8.4) belast met de opsporing van bepaalde strafbare feiten met betrekking tot cultureel erfgoed.

Bevoegdheden

De grondslag voor de bevoegdheden van de inspecteurs van de Inspectie staan met name in Hoofdstuk 5 (Titel 5.2) van de Algemene wet bestuursrecht (AWB).  Daarnaast bevatten de Archiefwet 1995 en de Erfgoedwet nog een aantal bijzondere bepalingen over bevoegdheden.

Uit de Algemene wet bestuursrecht volgen deze algemene bevoegdheden:

  • het vorderen van inlichtingen;
  • het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en stukken, inclusief het maken van kopieën;
  • het betreden van plaatsen en personen aanwijzen die hem daarbij vergezellen;
  • het onderzoeken van zaken en openen van verpakkingen;
  • het vorderen van medewerking.

Oefent de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed haar toezicht uit op grond van de Erfgoedwet dan kunnen aanvullende toezichtbevoegdheden uit die wet van belang zijn. Zo zijn inspecteurs bevoegd te vorderen dat een cultuurgoed getoond wordt, kunnen zij in bepaalde gevallen ruimten en voorwerpen verzegelen en zijn zij, met inachtneming van de Algemene wet op het binnentreden, bevoegd een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Voor het toezicht op de naleving van de Sanctieregelingen is de Wet op de economische delicten (Titel III) relevant. De daarin opgenomen bevoegdheden omvatten onder meer het onderzoeken van zaken en het daartoe openen van verpakkingen, en het doorzoeken van voertuigen.

Opsporing

Strafbaar gestelde overtredingen van de Erfgoedwet en overtredingen van de Sanctieregelingen zijn economische delicten. Bij een verdenking van overtreding kunnen de bij de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed werkzame buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) opsporingshandelingen verrichten, zoals het opmaken van een proces-verbaal en/of het in beslag nemen van cultuurgoederen.

De opsporingsambtenaren van de Inspectie zijn bevoegd opsporingshandelingen te verrichten bij overtredingen van de Erfgoedwet. Zij mogen bijvoorbeeld:

  • een woning binnentreden zonder toestemming van de bewoner, en met medeneming van de benodigde apparatuur;
  • ruimten en voorwerpen verzegelen, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk is;
  • inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en daar kopieën van maken, zo nodig met behulp van de sterke arm.