UNESCO-verdrag 1954

Op 14 mei 1954 werd het UNESCO Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict aangenomen. Dit Verdrag heet ook wel het Haags Verdrag, omdat het in Den Haag tot stand is gekomen tijdens een diplomatieke conferentie. Het Verdrag kent een lange onderhandelingsgeschiedenis, maar de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de erkenning dat cultuurgoederen moesten worden beschermd tegen vijandelijk geweld zorgden voor de totstandkoming van de tekst. 

Het is het eerste internationale instrument dat ziet op de bescherming van cultuurgoederen tijdens een gewapend conflict en bezet gebied. Deze bescherming is erop gericht om de uitvoer van cultuurgoederen in zo’n situatie te voorkomen. Andere beschermende maatregelen zijn de markering van monumenten met een blauwwit schild, en om bijvoorbeeld militaire maatregelen te nemen, zowel in vredestijd als tijdens een gewapend conflict, om cultuurgoederen te respecteren en te beschermen, tenzij er sprake is van militaire noodzaak.

Verdragsstaten zijn verplicht om cultuurgoederen in bewaring te nemen wanneer ze op hun grondgebied worden ingevoerd en om ze terug te geven aan de autoriteiten in het land van herkomst wanneer er weer een veilige situatie is. Deze teruggave is geregeld in het bijbehorende (Eerste) Protocol, dat op 7 augustus 1956 van kracht werd. Omdat bij toenemend geweld in de 90-er jaren, zoals in Afghanistan, Cambodja en in voormalig Joegoslavië, het Verdrag en het Protocol niet meer als toereikend werden ervaren, kwam op 26 maart 1999 een Tweede Protocol tot stand in Den Haag. Dit Tweede Protocol ziet op extra bescherming van voorwerpen, wanneer ze van uitzonderlijk belang zijn voor de mensheid, ze worden beschermd door nationale regelgeving en ze niet worden gebruikt of ingezet voor militaire doeleinden. De bescherming strekt zich ook uit tot archeologische voorwerpen en monumenten. Het Tweede Protocol werd op 9 maart 2004 van kracht.  

Het Verdrag en het Eerste Protocol zijn in Nederland omgezet in de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Deze wet trad in Nederland op 11 april 2007 in werking. In 2016 is de Wet teruggave opgenomen in de Erfgoedwet (hoofdstuk 6, paragraaf 2). Het Tweede Protocol is eind 2006 stilzwijgend van kracht geworden in Nederland.

Er zijn 133 landen aangesloten bij het Verdrag, 110 landen bij het Eerste Protocol en 82 landen bij het Tweede Protocol (stand 24-4-2020).

Verbod

In de Nederlandse wet zijn regels vastgelegd over de inbewaringneming en instelling van een vordering tot teruggave van cultuurgoederen afkomstig uit een tijdens een gewapend conflict bezet gebied. Ook is in de Wet het verbod vastgelegd om cultuurgoederen afkomstig uit een bezet gebied Nederland binnen te brengen of in Nederland onder zich te houden:

 “Het is verboden om een cultuurgoed dat afkomstig is uit een bezet gebied Nederland binnen te brengen of in Nederland onzer zich te houden.” (art. 6.10, Erfgoedwet)

Toezicht

De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed houdt toezicht op het bepaalde in hoofdstuk 6 paragraaf 2 in de Erfgoedwet.

Indien aangetroffen cultuurgoederen in Nederland ten aanzien waarvan het redelijke vermoeden bestaat dat ze afkomstig zijn uit een bezet gebied tijdens een gewapend conflict op of na 14 januari 1959, kan de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed deze namens de minister in bewaring nemen. Dit kan uit eigen beweging bij het binnenbrengen in Nederland of op verzoek van de autoriteiten van het desbetreffende bezet gebied of voorheen bezet gebied. De inbewaringneming wordt op schrift gesteld en dient om nader onderzoek in te stellen voor een rechtsvordering tot teruggave van het cultuurgoed tegen de bezitter of houder. De inbewaringneming eindigt bij teruggave van de cultuurgoederen, bij een afwijzing van een rechtsvordering tot teruggave of bij een beschikking van de minister.

Een vordering tot teruggave kan in Nederland worden ingesteld voor cultuurgoederen die op of na 14 januari 1959 tijdens een gewapend conflict bezet gebied zijn uitgevoerd. Onder cultuurgoederen vallen de culturele goederen als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Verdrag: Cultuurgoederen die ‘van groot belang zijn voor het cultureel erfdeel van ieder volk’, zoals kunstwerken, handschriften, boeken en andere voorwerpen die uit een oogpunt van kunst, geschiedenis of oudheidkunde van belang zijn en wetenschappelijke verzamelingen of belangrijke verzamelingen boeken of archiefbescheiden.

Aanvullende regelingen

Het UNESCO-verdrag 1970 regelt de teruggave van onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen van het grondgebied van een verdragsstaat. In het verdrag is ook bepaald dat uitvoer en eigendomsoverdracht van cultuurgoederen onder dwang en die een gevolg zijn van de bezetting van een land, onrechtmatig is. Het UNESCO-verdrag 1970 is in Nederland in 2009 van kracht geworden. 

De vernietiging van de Boeddha’s in de Bamiyan Vallei in Afghanistan in maart 2001 leidde tot grote internationale verontwaardiging. In navolging van de verwerping van vandalisme in het Haags Verdrag en in het Tweede Protocol, stelde UNESCO in 2003 een Declaratie op om onder andere het gestelde in het Haags Verdrag te bekrachtigen: het nemen van maatregelen om doelbewuste vernietiging van cultureel erfgoed te bestrijden en om beschermende maatregelen in vredestijd te nemen.

Het cultureel erfgoed van Irak en Syrië dat tijdens en na de verschillende conflictsituaties onrechtmatig het grondgebied hebben verlaten, kunnen in bewaring worden genomen wanneer ze in Nederland worden aangetroffen. Dit gebeurt op grond van de Sanctiemaatregelen die voor Irak en Syrië zijn opgesteld. De VN Veiligheidsraad heeft verschillende Resoluties aangenomen waarin wordt aangedrongen op bescherming van dit erfgoed. 

Afbeelding van het blauwwitte monumentenembleem van de UNESCO
Beeld: ©Unesco
Unesco embleem