Archeologie in de Erfgoedwet
Met de komst van de Erfgoedwet op 1 juli 2016 is het stelsel van kwaliteitsborging in archeologie veranderd.
De volgende hoofdstukken in de Erfgoedwet zijn relevant voor archeologie:
- Hoofdstuk 1: In dit hoofdstuk worden begrippen uitgelegd en de reikwijdte van de Erfgoedwet aangegeven. Wat archeologische vondsten en archeologische monumenten zijn en wat ons cultureel erfgoed inhoudt, wordt hierin beschreven.
- Hoofdstuk 3 (in samenhang met hoofdstuk 9): de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed ziet ook toe op de omgang met archeologische rijksmonumenten. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is wordt dit geregeld in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 9.
- Hoofdstuk 5: de specifieke regels voor archeologie staan beschreven in hoofdstuk 5. Voor het archeologisch toezicht is dit het belangrijkste hoofdstuk uit de Erfgoedwet. De meest ingrijpende wijziging ten opzichte van de Monumentenwet 1988 is de vervanging van de opgravingsvergunning door een opgravingscertificaat. De Inspectie ziet toe op het nieuwe stelsel.
- Hoofdstuk 9: in dit hoofdstuk is het overgangsrecht geregeld. Hierin wordt onder andere beschreven wanneer de Monumentenwet 1988 nog geldt en wanneer deze definitief en volledig vervangen wordt door de Erfgoedwet en de Omgevingswet.
Overgangsfase
Tot 1 juli 2017 is er sprake geweest van een overgangssituatie waarin zowel met een opgravingsvergunning als met een opgravingscertificaat gegraven kon worden. Vanaf 1 juli 2017 kan alleen nog met een opgravingscertificaat opgegraven worden.
Opgravingen die met een vergunning verricht zijn en waarvan na 1 juli 2017 nog uitwerking, rapportage en deponering van de opgravingsvondsten en bijbehorende documentatie moet plaatsvinden, vallen nog onder de opgravingsvergunning.
Op deze onderzoeken blijven de regelgeving van de Monumentenwet 1988 (inclusief onderliggende regelgeving) en de voorschriften van de opgravingsvergunning van toepassing. De Inspectie houdt toezicht op deze onderzoeken.